|
|
Lieve Vader,
Deze brief is allereerst voor U bestemd. Natuurlijk, het is vanzelfsprekend,
dat Moeder hem ook mag lezen. Dat ik U zo bijzonder deze brief schrijf,
heeft een reden.
Die reden is deze, dat we uit Uw brieven merken, hoe de zaak van de
kerkscheuring U altijd weer bezig houdt, en ook in verband daarmee:
de arbeid van Ds Goossens op Soemba. U merkt ook - dat blijkt uit Uw
brieven - dat wij over deze zaken nooit schrijven. Dat doen we met opzet
niet. Toen we in Holland nog bij U waren, wilden we er niet over spreken;
nu willen we er niet over schrijven. Omdat we menen, dat veel spreken
en schrijven daarover de scheur alleen maar groter maakt.
Niets heeft ons tijdens ons verlof in Holland en tot nu toe zoveel
verdriet gedaan als deze zaak. Er is een scheiding gekomen, kerkelijk
zijn we niet meer één. Dat is een groot verdriet, elke
dag. We merken - wat we ook in Holland al wisten - dat U er onder gebukt
gaat. Daarom willen we ditmaal er over schrijven.
Vader, we hebben allen schuld in deze zaak, al zou het alleen maar
zijn, dat we te weinig voor onze Kerken gebeden hebben. En nu de scheuring
er is, lijkt het wel, of hij niet meer te genezen is. Toch willen we
uitdrukkelijk voor U uitspreken, dat we ons met U en met alle kinderen
Gods, ook in de Geref. Kerken naar art. 31, een weten ondanks alles.
Dat hebben we gevoeld en dat willen we blijvend vasthouden: we zijn
met U een in hetzelfde geloof in Jezus Christus, die Zijn dierbaar bloed
wilde storten voor onze vele zonden. Hem zij de eer! We zullen straks
een zijn in den hemel, door genade, door den Heere Jezus. Laat dat Uw
troost en kracht mogen zijn op Uw oude dag. Laat de blijdschap van dat
heerlijke geloof Uw levensavond licht maken, want het is licht. De hemel
staat open, want Jezus Christus is ons daarheen voorgegaan. We hopen
zo, dat die geloofsblijdschap al dit verdriet overstemmen zal.
Vergeef ons, als we misschien wel eens door woord of daad U in deze
dingen pijn hebben gedaan. Het was niet onze bedoeling. We hadden wel
eens moeite onze houding te bepalen. Ook deze zonden weten we vergeven.
En verder kunnen we niet beter doen dan dikwijls den Heere bidden, of
Hij de verloren eenheid wil teruggeven. Bij Hem is geen ding onmogelijk.
We denken dikwijls aan U in ons gebed.
De Heere zegene U, samen met Moeder, en al Uw kinderen.
Uw liefhebbende
|