De CSI is ontstaan in 1947 door samenvoeging van kerken die zelf ontstaan
waren
door het zendingswerk van verschillende kerken over de hele wereld.
De
verschillende delen waren Anglicanen, Methodisten, Presbyterianen en
Congregationalisten. Al in 1919 werd gesproken over de zo gewenste kerkelijke
eenheid en toen dit in 1947 werkelijheid werd was vanzelfsprekend nog
slechts een
gedeelte van de wensen gerealiseerd. Toen deze kerken samenkwamen gaven
ze
hun vaak eeuwenoude tradities op het gebied van liturgie en theologie
op, maar
wonnen in de gezamenlijkheid van ervaringen en uitingen. Er is een boek
voor de
Orde van Dienst en dit wordt in meer dan 90% van alle gemeenten gebruikt.
Dat
de wens naar nog grotere eenheid leeft blijkt wel uit het overleg dat
bestaat met
de Lutheranen, de Baptisten, de Kerk van Noord India (eveneens ontstaan
uit een
samenvoeging) en de Mar Thoma Kerk. De CSI heeft vastgesteld dat zij
als kerk
het meest gediend is met het instellen van bisschoppen als kerkelijk
leider. Maar
dan wel, zoals bisschop Newbigin het zei (vroeger bisschop van Madras),
als
eerste pastor en herder van de gemeente, niet als heer en meester.
In Madras is het hoofdkantoor van de synode, van de algemeen secretaris
en van
de verschillende Councils en Departementen. Het aantal leden is nu ongeveer
3
miljoen. Op het totaal van meer dan 900 miljoen inwoners van India zijn
er slechts
3 % Christen.
In de Church of South India zijn 21 bisdommen van zeer verschillende
grootte wat
oppervlakte betreft, maar wel vergelijkbaar wat betreft het aantal christenen.
Elke
2 jaar wordt gedurende een week in januari de synode vergadering gehouden,
telkens in een ander bisdom. Hier komen de afgevaardigden bijeen van
alle
bisdommen.
Het moderamen van de synode bestaat, uit de Moderator (voorzitter) bisschop
Dandin, de Deputy Moderator bisschop Mozes, de General Secretary (algemeen
secretaris) prof. George Koshy en een penningmeester mr Frederick William.
De synode vergaderingen worden elke twee jaar gehouden in de maand januari
en
hebben het engels als voertaal. Dit is niet speciaal voor de vele gasten
uit het
buitenland die aanwezig zijn, maar omdat het gebied van de CSI de 4
grote
taalgebieden omvat in Zuid India. Dit is nl het Tamil in Tamil Nadu,
het Telugu
in Andhra Pradesh, het Kannada in Karnataka en het Malayalam in Kerala.
Niet
alleen de taal maar ook de onderlinge afstanden geven soms grote communicatie
problemen.
Als overkoepelende organisaties om voor de synode bepaalde werksoorten
uit te
voeren zijn er verschillende Councils in het leven geroepen. Enkele
hiervan zullen
hier genoemd worden.
CTVT is verantwoordelijk voor veel programma's in de verschillende bisdommen
die uitgevoerd worden met behulp van financien van overzeese partners.
Voor
deze partners en voor de Synode van de CSI is een fiat van CTVT over
een
bepaalde aanvraag van een bisdom een vereiste. De staf van CTVT bekijkt
de
ingediende aanvragen, gaat vaak ter plaatse kijken en corrigeert vervolgens
vaak
nog al wat. Is de financiering verzekerd van een project dan wordt het
hele project
vervolgens begeleid en zo nodig worden de financiele afrekeningen gecontroleerd.
De staf van CTVT heeft dus een grote macht, die zij naar wij weten,
zoveel
mogelijk ten goede aanwenden. In de afgelopen twee jaar heeft het functioneren
van CTVT geleden onder een grootscheepse evaluatie, gedaan in opdracht
van
EZE (Evangelische Zentralstelle fur Entwikkelungshilfe), die het meeste
werk
financierde. Er wordt nu overlegd over een nieuwe structuur voor CTVT,
waarschijnlijk wordt het in drie delen verdeeld. De huidige waarnemend
directeur
Richard Devadoss wordt ongetwijfeld een van de nieuwe directeuren.
Met deze afdeling van de CSI hebben wij in de loop van de jaren vrij
veel te
maken gehad. Programma's in de bisdommem van Zuid Kerala, Kanyakumari
en
Coimbatore hebben wij gesteund. Momenteel steunen wij een project in
Kanyakumari, in Madurai, in Trichy en in Nandyal. Ook hebben stafleden
van
CTVT ons wel geholpen bij het beoordelen van aanvragen die buiten het
bisdom
omgingen. De afspraak met de synode van de CSI is dat hulp van buitenlandse
partners niet rechtstreeks met de bisdommen geregeld wordt. Dankzij
de
ontstaansgeschiedenis van de verschillende bisdommen zijn er nog zeer
verschillende en hechte relaties met partner-kerken overzee. Omdat in
deze relaties
bepaalde bisdommen bevoorrecht zijn/worden (Madras bijv.) zijn daar
nu
duidelijke afspraken over gemaakt. Omdat wij graag kerkelijke programma's
steunen en groot vertrouwen hebben in de staf van CTVT is voor de begroting
een
totaal bedrag opgenomen als onze bijdrage voor CTVT. Er is overleg geweest
over de programma's die we steunen maar verder kunnen we de meeste zorg
aan
hen overlaten. Zij kunnen veel beter een project volgen dan wij uit
de verte.
In 1976 is CTVT opgericht vanuit de behoefte om de aanwezige instituten
voor
vaktraining zo goed mogelijk van dienst te zijn en te doen functioneren.
De
Council had tevens de opdracht om te zoeken naar alternatieven voor
technische
training en vaktraining die van betekenis kon zijn voor de jongeren
die hun
scholing niet afgemaakt hadden. Met name moest aandacht gegeven worden
aan
de armen. In 1982 zijn daar nog andere activiteiten bijgekomen. Aandacht
wordt
gegeven aan:
-niet-formeel onderwijs
-helpen bij 'bonded labour' en schuldenproblematiek
-landontwikkeling en sociale bosbouw
-bevorderen van aangepaste landbouwprogramma's
-verbetering van veehouderij
-technische training en vaktraining programma's
-goedkope bouw van huizen
-bevorderen van de sociaal-economische zelfstandigheid van vrouwen
-huisnijverheid en kleine industrie
-juridische hulp
Tijdens de ontwikkeling van deze programma's ontdekte de staf van CTVT
dat er
gesproken moest worden over wie zij wilden bereiken buiten de reeds
aanwezige
instituten. Besloten werd zich met name te richten op hen die anders
niet aan bod
komen. De armen te helpen economisch zelfstandig te worden.
Momenteel worden er gespecialiseerde cursussen verzorgd voor leiders
van
instituten. Er wordt geholpen bij vaktrainingen, technische instituten
worden
opgericht, evaluaties voor andere afdelingen verricht, tientallen
ontwikkelingsprogramma's in de verschillende diocesen zijn gestart en
worden
begeleid, speciaal aandacht werd gegeven aan gebieden met gebrek aan
water.
Zoveel mogelijk wordt samengewerkt met regeringsinstanties en christelijke
organisaties.
Via de Wereldraad en CWM zijn er contacten ontstaan met de Kiribati
eilanden
in de Pacific, met Zimbabwe en Egypte. Evaluaties zijn er geweest van
programma's in Kenya en Botswana.
Van belang om te noemen is de Council for Healing Ministry. Deze Council
probeert met behulp van grote fondsen van EZE (Duitsland) de gezondheidszorg
die vanouds door de kerken gegeven werd zo goed mogelijk op peil te
houden.
Grote problemen zijn er vaak om de oude zendingsziekenhuizen te onderhouden.
In deze taak wordt de leiding van de Council geholpen door de CMAI (Christian
Medical Association of India).
Ook is er de Council for Education die een enorm aantal scholen helpt
beheren.
Er zijn programma's voor kwaliteitsverbetering van het onderwijs op
gezet. Een
van die programma's, RUPED Rural Education, is nu ook door ons gesteund
gestart in het bisdom Nandyal. Hierbij wordt niet alleen meer aandacht
gegeven
aan het onderwijs zelf, maar ook aan de totale gemeenschap van het dorp.
Het is
de bedoeling dat dit programma werkt als een opbouwend centrum.
De Council for Child Care is verantwoordelijk voor de vele internaten,
die voor
een groot deel gefinancierd worden door KNH (Kinder Not Hilfe) in Duitsland.
Zeker moet ook de Women's Fellowship genoemd worden.
Deze overkoepelende vrouwenorganisatie van de CSI heeft een heel belangrijke
functie. Niet alleen voor de christen-vrouwen die een stuk training
kunnen krijgen
maar ook wat betreft het diakonale werk wat zij opgepakt hebben. De
Women's
Fellowship heeft een vaste kracht als secretaris in dienst. Het kantoor
is gevestigd
op het terrein van de 'Sisters Order' in Bangalore.
De Sisters van de CSI worden gevormd door de groep van ongeveer 200
ongehuwd vrouwelijk kerkelijk werkers waarvan er in alle bisdommen leden
werkzaam zijn. In Bangalore is sinds jaren een tehuis waar de oudste
zusters
onderdak kunnen vinden als zij zich moeten terug trekken uit het werk.
Onze relatie met de CSI ontstond ruim 20 jaar geleden toen namens het
toenmalige Zuid-Azie Orgaan, dat reeds uitgebreide contacten had opgebouwd
met de kerk van Pakistan, in juni 1979 door de heren Born en Bakker
een bezoek
gebracht werd aan de kerk van Zuid India. Via het netwerk van de Council
for
World Mission (CWM) in Londen, waar de gereformeerde kerken ook lid
van zijn,
is toen mevrouw Driekske Bakker in october 1979 als fysiotherapeute
naar India
gegaan. Zo begon de relatie van de zending met het bisdom van Zuid Kerala
(Trivandrum).
Toen de delegatie in juni 1979 een bezoek bracht aan de CSI volgde ook
een
orientatiebezoek bij TTS, het Tamil Nadu Theological Seminary in Madurai.
Via
het Werelddiakonaat en de vroegere directeur Ben Bavinck lagen daar
al vanaf
begin 1970 contacten.
Contacten waren er al gelegd met het Henry Martyn Institute in Hyderabad
die
gevraagd hadden om een nederlandse islamoloog. Ds Cees Bouma zou met
zijn
gezin daar naar toe, maar door problemen met visa zijn zij uiteindelijk
naar
Pakistan gegaan.
Via de Nederlandse Zendingsraad was het toenmalige Zuid-Azie Orgaan
in
contact gekomen met het William Carey Institute and Study Centre. Deze
relatie
staat nog altijd op de begroting als CISRS (Christian Institute for
Study of
Religion and Society, de directeur is de heer Saral Chatterji).
Het Werelddiakonaat was al eerder aanwezig in India. Bas Wielenga en
zijn vrouw
Gabriele Dietrich werden in 1975 door dr Samuel Amirtham, toen rector
van TTS
(Tamil Nadu Theological Seminary) gevraagd daar les te komen geven.
(Sam
Amirtham was tot voor kort de bisschop van Zuid Kerala). Zij zijn daar
gebleven
en via Ben Bavinck, directeur van het WD kwamen zij en andere financiering
voor
TTS op de begroting van het WD.
De CSI heeft als officiele partners de kerken overzee die vroeger een
deel van
Zuid India als zendingsgebied hadden. Vanzelfsprekend zijn daar later
dankzij de
wereldwijde oecumene andere partners aan toegevoegd. De laatste jaren
wordt
bewust meer gekeken naar mogelijkheden voor relaties in Azie zelf.
Ook wij zijn na een officieel verzoek daartoe van de synode van de CSI
nu een van
de partners. Voor die tijd konden wij ons nog onttrekken aan bepaalde
verplichtingen, nu doen wij mee. Er wordt van ons verwacht dat wij mee
spreken
in het overleg van de partners, dat 2 maal per jaar gehouden wordt.
Dit betekent
ook dat wij een financieel aandeel moeten hebben in het totale bedrag
dat de CSI
ontvangt van haar overzeese partners. Zowel over de hoogte van dat bedrag
als
globaal over de besteding daarvan wordt met elkaar uitgebreid overleg
gevoerd.
Bij elk overleg van de CSI-Relationships Committee proberen wij aanwezig
te zijn
om op de hoogte te blijven van het reilen en zeilen van deze grote kerk
en onze
contacten te onderhouden.
De relatie met de CSI wordt onderhouden door bezoeken over en weer.
Niet
alleen gaat de betreffende secretaris van de GKN bijna elk jaar naar
Zuid India,
regelmatig komen bezoekers uit India langs in Nederland. Vergaderingen
in
Londen, in Geneve, conferenties waar onze partners bij betrokken zijn
brengen
meestal ook bezoekers naar Leusden.
Niet onvermeld moet blijven dat ook studenten uit Nederland, theologie
of een
ander vak studerend, via onze relaties kennis opdoen in India.
L.M.D.-L./25-2-1997
|