|
|
p. 55: arrestatie van Henk Dulfer: Op 5 November verscheen de S.D.
bij Macostan en nam een der medewerkers, Henk Dulfer, gevangen. Er werd
huiszoeking gedaan, ook zijn vader werd gegrepen. Hij wist niet, waarvan
hij werd verdacht, vermoedelijk was het wegens het huisvesten van Engelsche
piloten. Herhaaldelijk werden hem lijsten van gezochte personen voorgelegd
en speciaal wilde men van hem weten waar een zekere van Leeuwen zich
bevond, vermoedelijk ten gestrande piloot, die hem geheel onbekend was.
Dulfer Jr. trof het niet, dat zij huiszoeking hielden. Hij had een onderduiker
gehad, met wien ik onder de naam van den Berg samen pakjes had gemaakt,
hij had behoord tot "Vrij Nederland" en werd gezocht. En nu
had Dulfer twee brieven in zijn zak van van den Berg en bovendien een
brief van een vriend, die reserve-officier zijnde, op weg naar Engeland,
hem uit Cadix had geschreven. Natuurlijk wist de S.D. ook dat er bij
Macostan pakketten met levensmiddelen voor de politieke gevangenen werden
gemaakt. Om hem aan het praten te krijgen zeiden zij, toen hij in Scheveningen
was aangeland, dat ook zijn vrouw was gevangen en zij nu alles wisten.
In werkelijkheid was zijn vrouw in het geheel niet gearresteerd. Dulfer
is lange tijd in de gevangenis in Scheveningen gebleven, hij werd na
maanden overgebracht naar Vught, en vandaar naar Duitschland, waar hij
bleef tot aan de bevrijding.
Toen ik van deze gevangenneming hoorde, stelde ik mij ter beschikking
van Macostan om een deel van Dulfer's werk over te nemen. Het werd gaarne
aanvaard en zoo zat ik op 9 November geheel belangeloos op een kantoor-
kruk om mij in de nieuwe functie in te werken, terwijl het een prachtige
camouflage was om ook op ander gebied te kunnen meewerken. Nu alle gevaar
is geweken, wordt er dikwijls een beetje geringschattend over het ondergrondsche
werk gesproken. Er zou wel het een en ander goeds zijn uitgespookt,
maar het gebeurde toch voor het meerendeel door personen, die zich tot
dat avontuurlijke gedoe aangetrokken gevoelden en . . . . die hoopten
daar later zijde bij te spinnen. Ik heb bij Macostan zeer veel personen
leeren kennen, ik weet, dat zij het werk slechts op zich namen uit principieele
overwegingen. Velen hadden reeds een leven van ernstige arbeid achter
zich liggen waarin zij getoond hadden, niet de minste avontuurlijke
aanleg te bezitten. En allen verlangden naar het moment, dat het ondergrondsche
werk een einde zou nemen en zij weer tot hun bedrijf zouden kunnen terugkeeren.
En . . . geen hunner heeft bij die periode zijde gesponnen, het tegendeel
is waar. Ook daarin heb ik aan mijn verblijf bij Macostan uitsluitend
prettige herinneringen overgehouden. Tot dat moment had ik min of meer
alleen gestaan, ik had slechts de radioberichten, en de illegale lectuur
gevolgd en de toekomstkansen berekend om klaar te zijn voor het oogenblik
waarop O.D. te voorschijn zou kunnen komen.
p. 98: Eind augustus 1944 kregen de verzetsgroepen opdracht over heel
Nederland de telefoonkabells door te snijden. Boeree hoorde dat zijn
huis aan de Stationsweg mogelijk door de Duitsers gevorderd zou worden
om Duitse militairen in onder te brengen. Hij schrijft: Ik ging dadelijk
naar Macostan, mevrouw Dulfer was bereid haar bovenhuis zonodig voor
ons te ontruimen als dank, dat ik nog steeds "con amore" de
functie van haar man waarnam."
p. 105: Op 8 september 1944 werd het baanvak Utrecht - Ede onbruikbaar.
Doordat verzetsmensen een deel van de rails verwijderd hadden ontspoorde
een zware trein op weg naar Duitsland. De spoorlijn raakte volledig
geblokkeerd. Boeree schrijft: "De Duitschers dachten er aan een
groot aantal gijzelaars te grijpen en neer te schieten, maar Dulfer
Sr, de deskundige op dit gebied legde uit, dat het onmoogelijk was dat
spoorwegpersoneel zoo dilettantisch te werk zou zijn gegaan, terwijl
commissaris Hulsman plechtig verzekerde, dat dit niet het werk was van
de ondergrondsche mannen uit Ede."
p. 136: In september 1944 verzamelden mannen van het Edesche verzet
Engelse militairen (enkelen van hen waren gewond) en brachten hen op
een boerenkar in veiligheid. Voor camouflage werden onderweg een paar
oude vrouwtjes opgepikt. Boeree schrijft: " De vrouwtjes werden
afgeladen, de wagen reed dsoor het dorp naar mevrouw Dulfer, waar de
gewonden werden ondergebracht."
|